Organisaties kregen geen grip op dader steekincident Amsterdamse metro

Organisaties kregen geen grip op Philip O., de man die willekeurig een passagier neerstak in de Amsterdamse metro. Zij hebben de mogelijkheden hiertoe onvoldoende benut, concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in haar onderzoek naar zijn  justitiële verleden. Geen van hun interventies heeft zijn recidive kunnen voorkomen.

In de twaalf jaar voordat  O. op 27 juli 2017 zijn verschrikkelijke daad pleegde, was hij veroordeeld voor diverse misdrijven. Niet alle opgelegde straffen en maatregelen werden uitgevoerd zoals zou moeten. Dat kwam mede doordat tot op heden de status van een straf of maatregel niet centraal wordt geregistreerd. Daarmee hebben organisaties de mogelijkheden om grip op O. te krijgen, onvoldoende benut. Hij raakte op een aantal momenten uit het zicht van diverse instanties en recidiveerde.

Voorwaardelijk vrij

Eind februari 2017 kwam O. voorwaardelijk vrij uit de Vughtse gevangenis, waar hij vastzat voor een gewapende overval. In Vught is hij volgens de Inspectie JenV niet goed voorbereid op zijn terugkeer in de maatschappij. Zijn problemen en de daarmee gepaard gaande risico’s waren wel opgemerkt. Zo wist men dat hij psychiatrische problemen zou kunnen krijgen zonder medicatie en zonder begeleiding. Toch is daar onvoldoende rekening mee gehouden. Philip O. kwam voorwaardelijk vrij zonder dat hij direct begeleid en behandeld zou worden, aansluitend op zijn detentie. Dat kwam doordat er wachtlijsten waren.

Ook in deze periode hadden instanties weinig zicht op hem. Wel heeft de reclassering van het Leger des Heils (LJ&R) zich maximaal ingespannen om voor O. alternatieve hulp te vinden toen hij nergens ambulant behandeld kon worden of kon wonen. LJ&R regelde bijvoorbeeld dat O. medicatie ontving en een plek had om te overnachten.

Gedwongen opname

O. werd in mei 2017 met een civiele noodmaatregel opgenomen in het AMC omdat hij acute zorg nodig had voor zijn psychiatrische problemen. Door deze gedwongen opname kwam de verantwoordelijkheid voor O. bij het ziekenhuis te liggen. De verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en LJ&R stopte hierdoor tijdelijk.

Het AMC vond  O. vanwege zijn problematiek en gedrag niet bij hen thuishoren en wilde hem overplaatsen naar een forensische kliniek. Dit lukte niet omdat het AMC niet wist wat het kon doen om zo’n overplaatsing te regelen.    
Op 27 juli 2017 ging O. ’s middags met verlof. Rond 18.00 uur pleegde hij zijn misdrijf in de metro.

Aanbevelingen

De Inspectie JenV beveelt onder meer de minister voor Rechtsbescherming aan, het mogelijk te maken dat organisaties in de strafrechtketen direct kunnen opzoeken of een veroordeelde zijn straf wel of niet heeft uitgezeten. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI, verantwoordelijk voor gevangenissen) moet zorgen dat een gedetineerde verantwoord wordt voorbereid op diens terugkeer in de maatschappij. GGZ Nederland en DJI moeten er volgens de Inspectie JenV voor zorgen dat ggz-instellingen de mogelijkheden tot plaatsing in een forensische instelling kennen en benutten.

Geboden slachtofferzorg

De Inspectie JenV heeft bij dit onderzoek voor het eerst geprobeerd de geboden slachtofferzorg aan de nabestaanden in kaart te brengen. Zij heeft hiervoor echter nog geen toetsingskader. Daardoor leidde dit niet tot een gedegen resultaat. Dit betreurt zij. Publicatie ervan zou geen recht doen aan de nabestaanden en zou van onvoldoende meerwaarde zijn voor betrokken organisaties.
Zij ziet dan ook af van publicatie.

Metrostation Zuid-Oost met politie en ambulance te plaatse
Beeld: ©Inter Visual Studio/Lorenzo Derksen