Incidentonderzoek naar het huisbezoek van de Haagse rechter op 19 april 2013

Een rechter van de rechtbank Den Haag legt op vrijdag 19 april 2013 een huisbezoek af in het kader van de Wet Bopz. Tijdens dit huisbezoek wordt de rechter met een scherp voorwerp aangevallen door degene ten aanzien van wie de machtiging tot gedwongen opname is aangevraagd. De rechter raakt gewond aan hand, hoofd en rug. De dader wordt overmeesterd en aangehouden door de politie. De president van de rechtbank Den Haag en de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Den Haag hebben de Inspectie VenJ verzocht om het incident en het handelen van de betrokken organisaties te onderzoeken.

Onderzoek incident en handelen betrokken organisaties

De Inspectie VenJ heeft dit verzoek ingewilligd. Om zicht te krijgen op de informatiedeling tussen de bij het huisbezoek betrokken organisaties heeft zij in het onderzoek samengewerkt met de IGZ. Op basis van het onderzoek komt de Inspectie VenJ tot de conclusie dat de betrokken organisaties en functionarissen in de aanloop naar het huisbezoek grotendeels conform geldende wet- en regelgeving en interne procedures hebben gehandeld. Daar waar dat niet zo is, heeft dit geen negatieve gevolgen gehad voor de risico-inschatting die heeft plaatsgevonden in de aanloop naar het huisbezoek. De Inspecties concluderen echter ook dat er onvoldoende is gehandeld vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid: hoewel de individuele organisaties over het algemeen hebben gedaan wat zij formeel moeten doen, hebben zij te weinig stilgestaan bij de gedachte dat de organisaties onderdeel zijn van een keten.

Gebrek aan gedeelde werkwijzen

Er bleek een gebrek aan gedeelde werkwijzen, rolopvattingen en taal. Hierdoor bestonden bij de betrokken organisaties en functionarissen verschillende beelden en verwachtingen ten aanzien van het huisbezoek en van elkaar. Ook blijken de partners informatie eerder impliciet dan expliciet te delen, waardoor er ruimte ontstaat voor interpretatie. De huidige werkwijze, die wordt gekenmerkt door de afwezigheid van (gezamenlijke) werkafspraken, biedt de rechter onvoldoende handvatten om invulling te kunnen geven aan de verantwoordelijkheid voor de veiligheid ter zitting.

Het gebrek aan ketensamenwerking heeft een zorgvuldige risico-inschatting van het huisbezoek bemoeilijkt. De Inspectie kan niet beoordelen of een meer zorgvuldige risico-inschatting tot minder ernstige gevolgen voor de rechter zou hebben geleid. Wel meent zij dat het direct repressief optreden van de buiten de woning aanwezige politiemedewerkers erger heeft voorkomen.

Op basis van deze conclusies heeft de Inspectie VenJ de rechtbank Den Haag, het Openbaar Ministerie, de zorginstellingen in de regio Den Haag en de eenheid Den Haag van de Nationale Politie aanbevolen te komen tot een gemeenschappelijke, vastgelegde werkwijze om – net zoals bij reguliere zittingen – de veiligheid van aanwezigen ter zitting te waarborgen. Deze werkwijze dient volgens de Inspectie de actualiteit van informatie ten aanzien van mogelijke risico’s ter zitting en het actief delen van dergelijke informatie centraal te stellen.

In het rapport ‘Incidentonderzoek naar het huisbezoek van de Haagse rechter op 19 april 2013’ vindt u een gedetailleerdere weergave van de bevindingen van de Inspectie.