Rapport 'Politieonderwijsverslag 2016' verschenen

Om een goed opgeleid politiekorps te krijgen dat is voorbereid op haar taak in de politiepraktijk, moeten partijen gezamenlijk tot strategische keuzes en reële planningen komen: de Politieacademie (PA) vanuit haar expertise rondom opleiden en ontwikkelen, de nationale politie (NP) als behoeftesteller, facilitator en afnemer en het Directoraat-Generaal Politie (DGPol) vanuit de inhoudelijke verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de minister en als financier. Tot deze conclusie komt de Inspectie Veiligheid en Justitie in haar ‘Politieonderwijsverslag 2016’. De Inspectie beveelt alle bij het politieonderwijs betrokken partijen dan ook aan zich te richten op nauwe samenwerking.

Eerder onderzoek

Sinds de Inspectie voor het laatst de balans opmaakte in ‘De Staat van het Nederlandse politieonderwijs 2011’, voerde zij kwaliteitsonderzoek uit onder tien opleidingen aan de Politieacademie. Hiernaast raakten diverse Inspectierapporten over de taakuitvoering van de politie het thema onderwijs.

‘Politieonderwijsverslag 2016’: ontwikkelingen in de afgelopen vier jaar

Het ‘Politieonderwijsverslag 2016’ is geen onderzoek op zich, maar biedt een overzicht van de eerder uitgevoerde onderzoeken, legt de verbanden daartussen en benoemt rode draden. De Inspectie geeft hiermee een overstijgend beeld van het thema politieonderwijs. Dit betreft een beeld van zowel het onderwijs aan de Politieacademie zelf, als de processen en omstandigheden die het politieonderwijs beïnvloeden.

Beschreven aspecten van het politieonderwijs

De Inspectie beschrijft in het ‘Politieonderwijsverslag 2016’ vijf aspecten van het politieonderwijs:

  1. De kwaliteitszorg in het politieonderwijs.
  2. De opleidingsvragen.
  3. De relatie tussen het politieonderwijs en de politie.
  4. De scholingsbehoefte.
  5. De nieuwe eisen die worden gesteld aan het politieonderwijs.

Toelichting conclusie

Als het onderwijsproces wordt opgeknipt in de behoeftestelling (input), het onderwijs (throughput), het examen (output) en het functioneren van de afgestudeerden (outcome), valt op dat de PA vooral op de start en het einde van het onderwijsproces tot nu toe weinig grip heeft. De opleidingsvragen die de PA krijgt van de NP en DGPol zijn niet altijd duidelijk. De PA is er de afgelopen jaren zelf ook niet in geslaagd om deze vragen verduidelijkt te krijgen. Tegelijkertijd had zij tot nu toe geen zicht op de opbrengsten van haar opleidingen.

Verandering door kwaliteitszorgsysteem en verbeterde behoeftestelling

Door het ontbreken van zicht op zowel de vraagstelling als de opbrengst van de opleiding, zal het voor de PA moeilijk zijn om het onderwijs optimaal te laten aansluiten op wat de politiepraktijk nodig heeft. Zij dient daarom in verbinding te blijven met de behoeftesteller, facilitator en afnemer (NP) en de kadersteller en financier (DGPol) van haar onderwijs. De Inspectie ziet dat het huidige College van Bestuur en het door haar geïnitieerde kwaliteitszorgsysteem van de PA hier verandering in brengen. De eerste opleidingen zijn inmiddels begonnen met het meten van de tevredenheid van alumni en hun leidinggevenden. Tegelijkertijd werken PA, NP en DGPol aan een verbetering van de behoeftestelling. De Inspectie ziet deze twee bewegingen als cruciale succesfactoren voor de aansluiting van de politieopleidingen op de praktijk.