Basisteams van de politie zijn onvoldoende opgewassen tegen zwaardere complexe criminaliteit zoals ondermijning en digitale criminaliteit. Zij zijn destijds bij de vorming van de nationale politie vooral ingericht op veelvoorkomende criminaliteit zoals winkeldiefstal en vernieling, aldus de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV). Het ontbreekt de teams aan ervaren mensen en expertise om daarnaast nog het zwaardere opsporingswerk uit te voeren terwijl een deel daarvan wel bij hen terechtkomt, concludeert zij in haar onderzoek ‘Lokaal signaal’.
De politie heeft drie basistaken: het handhaven van openbare orde en veiligheid, het verlenen van (nood)hulp en opsporing (recherchewerk). Die taken worden uitgevoerd door de 168 basisteams. Het merendeel van het opsporingswerk, 80 tot 85 procent, bestaat uit veelvoorkomende criminaliteit wat de basisteams oppakken. De Inspectie JenV ging na hoe de opsporing in de praktijk uitpakt nadat zij in eerdere onderzoeken al diverse risico’s hiervoor had gezien.
De lokale opsporing is volgens haar wat verwaarloosd door de politieleiding. Die opsporing knelt volgens de inspectie met name bij basisteams in middelgrote steden (+100.000 inwoners). Ze hebben te weinig capaciteit, expertise en ervaren mensen om zich naast de winkeldiefstallen en vernielingen ook te richten op zwaardere vormen van criminaliteit. De middelgrote teams kennen de korte lijnen niet van kleine teams. Evenmin bezitten zij de ruimte en armslag die teams in de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben om lokale criminaliteit te bestrijden. In de kleine teams ervaren de mensen minder werkdruk doordat ze minder zaken hebben. Ze voelen wel roosterdruk doordat er altijd een politieagent beschikbaar moet zijn voor het werk.
Lange baan
Basisteams weten niet goed wat er speelt aan criminaliteit in hun gebied. Ze hebben geen duidelijk zicht op zaken die ze direct of later moeten oppakken. Op papier lijkt dat helder. Maar in de praktijk is dat voor veel politiemensen niet het geval. Door een beperkte bezetting en achterblijvende expertise komen basisteams aan veel zaken niet toe. Die blijven dan onopgelost of schuiven op de lange baan. Een totaaloverzicht van alle zaken op basis waarvan kan worden bijgestuurd, ontbreekt.
Effectief samenwerken buiten de eigen teams is niet vanzelfsprekend. Onderzoekdossiers van op te lossen zaken gaan heen en weer: van lokale recherche naar andere afdelingen zoals de districtsrecherche en weer terug. Van de diverse verbeterprogramma’s die de politie de afgelopen jaren zijn ingezet, hebben de basisteams weinig tot niets gemerkt. Deze programma’s waren vooral gericht op de landelijke en regionale recherche, niet op de lokale recherche.
Aanbevelingen
De Inspectie JenV beveelt de politie daarom na te gaan welke verbeteringen de eerdere programma’s de basisteams hebben opgeleverd. Vervolgens moet de politie nagaan hoe de huidige verbeterprogramma’s de basisteams kunnen helpen en of ze stroken met het doel van de politie om een goed toegeruste lokale opsporing te hebben.
De Inspectie JenV vraagt van de politie voor juli volgend jaar een aanpak te hebben opgezet waarin voldoende aandacht is voor lokale opsporing. Daarin moet onder meer oog zijn voor de robuustheid van basisteams zodat ze voldoende ervaren mensen hebben en expertise. Ook moet de aanpak onder meer duidelijkheid verschaffen welke zaken wel en niet worden opgepakt en hoe de samenwerking beter kan worden.
De Inspectie JenV beveelt de politie verder aan om te heroverwegen of basisteams uitsluitend ingericht moeten zijn voor veelvoorkomende criminaliteit. Dat was bij de vorming van de nationale politie ruim tien jaar geleden het uitgangspunt. De basisteams zijn niet toegerust om die zaken op te pakken die in de praktijk nu wel van hen worden verwacht.
De Inspectie JenV verwacht van de politie binnen zes weken een plan hoe zij deze aanbevelingen concreet vorm zal geven en binnen zes maanden een eerste voortgangsrapportage over de uitvoering hiervan.
Beeld: © Rijksmediatheek