Kinderen met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel krijgen onvoldoende passende bescherming, begeleiding en hulp. De belangrijkste oorzaken hiervan liggen niet bij de medewerkers, zij tonen grote betrokkenheid en inzet. Het komt vooral door het ontbreken van randvoorwaarden als voldoende personeel, voldoende passende hulp en regie vanuit gemeente en Rijksoverheid. Dat concluderen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) na verdiepend toezicht op jeugdbescherming en jeugdreclassering en pleegzorginstellingen. De inspecties vinden dat stevig leiderschap nodig is van bestuurders, gemeenten en Rijksoverheid. Zij roepen staatssecretarissen op om – vanuit hun stelselverantwoordelijkheid – het voortouw te nemen om tot voortvarende en duurzame oplossingen te komen. 

De meeste pleegkinderen hebben zowel te maken met begeleiding vanuit de pleegzorg als met een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder (jeugdzorgwerker). De inspecties zien dat deze pleegkinderen risico’s lopen door tekortkomingen in zowel de pleegzorg als de jeugdbescherming en jeugdreclassering. De stelselproblemen in de jeugdbeschermingsketen werken ook voor pleegkinderen door.

Tekortkomingen leiden tot risico’s voor (pleeg)kinderen

De inspecties voerden dit jaar samen verdiepend toezicht uit op gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en -reclassering en de IGJ op pleegzorgaanbieders. Onder meer vanwege een ernstige calamiteit in een pleeggezin in Vlaardingen, waar de inspecties eerder dit jaar een zakelijke weergave van het calamiteitenrapport over naar buiten brachten.

In Vlaardingen was sprake van een uitzonderlijke en langdurige samenloop van omstandigheden met zeer ernstige gevolgen voor een meisje dat in het pleeggezin verbleef. De kans dat deze samenloop van omstandigheden zich zal herhalen, is klein. Maar in het verdiepende toezicht zien de inspecties ernstige tekortkomingen in de pleegzorg, jeugdbescherming en -reclassering. De daaruit voortvloeiende risico’s voor (pleeg)kinderen zijn wel degelijk groot. 

De inspecties zien 3 tekortkomingen die zowel in het verdiepende toezicht als bij het toezicht na de calamiteit in Vlaardingen werden geconstateerd. De inspecties spraken ook met een aantal kinderen en hun ouders. Hoe ervaren zij deze tekortkomingen? 
De verhalen van Geoffrey, Emma en Jordi zijn echt. Alleen sommige details zoals hun namen zijn aangepast, zodat ze anoniem blijven. Klik op de kruisjes/ getallen om over hun situaties en ervaringen te lezen.

1. Onvoldoende zicht op de ontwikkeling en veiligheid van (pleeg)kinderen

Zowel pleegzorgbegeleiders als jeugdzorgwerkers hebben te weinig betekenisvol contact met (pleeg)kinderen. Met betekenisvol contact wordt bedoeld: structureel en face to face 1-op-1 contact tussen pleegzorgbegeleider of jeugdzorgwerker en (pleeg)kind, waar het kind kan vertellen hoe het gaat en inspraak heeft in diens hulpverleningstraject. Ook met ouders hebben jeugdzorgwerkers onvoldoende contact. 

Hierdoor is onvoldoende zicht op de ontwikkeling en veiligheid van kinderen. Dit leidt tot het risico dat onveilige situaties niet op tijd worden gezien of dat niet op tijd op wordt gehandeld. Kinderen en ouders kunnen bovendien niet goed meebeslissen over de hulp die zij krijgen, doordat ze te weinig met hun jeugdzorgwerker spreken.

Geoffrey voelt zich als vader 10-0 achter staan

Geoffrey

2. Onvoldoende samenwerking, richtlijnen onvoldoende gevolgd

De samenwerking tussen de gecertificeerde instellingen, (pleeg)zorgaanbieders en ketenpartners is onvoldoende. Er zijn geen duidelijke afspraken over de samenwerking gemaakt en vastgelegd bij de start van de (pleeg)zorg. Daardoor zijn verantwoordelijkheden en taken onduidelijk. Richtlijnen voor samenwerking tussen pleegzorg en jeugdbescherming worden onvoldoende gevolgd.

De problemen in de samenwerking zijn nog groter als er veel wisselingen zijn van jeugdzorgwerkers en pleegzorgbegeleiders of als er helemaal geen jeugdzorgwerker is. Het personeelstekort, verloop en verzuim zijn groot in de sector en dat leidt tot veel wisselingen. Dat bemoeilijkt het contact tussen jeugdzorgwerkers en pleegzorgbegeleiders of andere (jeugd)hulpverleners, maar ook met kinderen en ouders.

Hulpverleners nemen soms de regie over van de jeugdzorgwerker, zonder de bijbehorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Hierdoor ontstaan risico’s voor de kwaliteit van de (pleeg)zorg die gezinnen en kinderen ontvangen. Bovendien ontstaat er onduidelijkheid over wie de verantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Ook ontstaat het risico dat uiteindelijk níemand zicht heeft op het kind.

Emma is de tel kwijt van het aantal hulpverleners

Emma

3. Passende hulp wordt niet of te laat ingezet

Passende hulp voor (pleeg)kinderen met een jeugdbeschermings- of reclasseringsmaatregel ontbreekt te vaak of komt te laat. Dit komt doordat het nog altijd ontbreekt aan voldoende passende hulp, waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn. Kinderen moeten soms de hele looptijd van hun beschermings- of reclasseringsmaatregel wachten op de noodzakelijke hulp voor henzelf of hun ouders. Dit terwijl de kinderrechter de maatregel heeft opgelegd, omdat de overheid ervoor moet zorgen dat er hulp komt. De hulp moet ertoe leiden dat de ontwikkelingsbedreiging of het recidiverisico van het kind wordt afgewend. 

Als een jeugdzorgwerker geen passende hulp kan zetten, is een jeugdbeschermingsmaatregel onvoldoende effectief en soms zelfs schadelijk. Kinderen blijven dan (te) lang in onveilige omstandigheden doordat noodzakelijke hulp ontbreekt of niet wordt vergoed. Het komt daarnaast voor dat kinderen op een plek verblijven, die niet aansluit bij (de problemen van) het kind. Dit heeft soms verstrekkende gevolgen. 
 

Jordi wacht op hulp, zijn problemen worden groter

Jordi

Aan de inzet van medewerkers ligt het niet

De inspecties zien een enorme inzet en betrokkenheid van jeugdzorgwerkers en pleegzorgbegeleiders. Als jeugdzorgwerkers een stabiele factor en deskundig zijn, kunnen zij op waardering rekenen van kinderen en ouders. Ook dragen toegewijde pleegzorgbegeleiders en betrokken pleeggezinnen bij aan een geslaagde pleegzorgplaatsing.

Wisselende mogelijkheden tot verbetering

De inspecties constateren deels vergelijkbare tekortkomingen in de jeugdbescherming, -reclassering en pleegzorg. Maar de oorzaken ervan, verschillen. Voor de knelpunten bij de pleegzorg zien de inspecties mogelijkheden voor bestuurders om zelf een aantal verbeteringen door te voeren. De problemen bij de jeugdbescherming en -reclassering lossen de inspecties niet op met (handhavende) interventies vanuit het toezicht per instelling. Dat komt doordat de tekortkomingen voor een belangrijk deel samenhangen met problemen buiten de invloedssfeer van de instelling. Bijvoorbeeld arbeidsmarktproblemen en ontbrekende of ontoegankelijke hulp. 

De inspecties laten met dit toezicht zien dat de problemen bij de jeugdbescherming en -reclassering ook doorwerken in de pleegzorg: een goede samenwerking tussen de jeugdzorgwerker en de pleegzorgbegeleider is cruciaal om zicht te hebben op het kind. 
De inspecties vragen van instellingen om tot het uiterste te gaan voor verbeteringen die binnen hun invloedssfeer liggen. Maar de pleegzorgaanbieders nóch de gecertificeerde instellingen individueel kunnen niet alles oplossen, als de stelselproblemen blijven voortbestaan. Voor voortvarende en duurzame oplossingen is stevig leiderschap van bestuurders, gemeenten en Rijksoverheid nodig.

De inspecties roepen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport - als stelselverantwoordelijken - op om hier het voortouw in te nemen.
 

Pleegzorg: kloof tussen richtlijnen en praktijk

De IGJ voerde in de eerste helft van 2025 toezicht uit naar de pleegzorg. Dat bestond uit een analyse van incidenten en calamiteiten in de pleegzorg, een uitvraag bij alle 29 pleegzorgaanbieders, 5 toezichtbezoeken bij pleegzorgaanbieders, een online vragenlijst (respons: 596 pleegouders en 224 pleegkinderen) en gesprekken met stakeholders.

Veruit de meeste pleegzorgplaatsingen gaan goed, waar toegewijde pleegzorgbegeleiders en betrokken pleeggezinnen een grote rol in hebben. De IGJ ziet dat de sector beschikt over richtlijnen en dat de instellingen beschikken over protocollen. Maar er is een kloof tussen deze richtlijnen en protocollen en de uitvoeringspraktijk. 

De 5 bezochte pleegzorgaanbieders zijn met dit toezicht bewust geworden van deze kloof. Zij zijn gestart met het implementeren van verbetermaatregelen. De inspectie heeft 1 pleegzorgaanbieder onder verscherpt toezicht gesteld en verbeterplannen gevraagd van de andere 4 pleegzorgaanbieders. De belangrijkste punten waarop pleegzorgaanbieders moeten verbeteren zijn het zicht op de (gezonde) ontwikkeling en (on)veiligheid van pleegkinderen, methodisch en planmatig werken, dossiervoering, het verlagen van de werkdruk en de samenwerking met jeugdbescherming. De IGJ blijft dit de komende tijd volgen.

Jeugdbescherming en -reclassering: problemen zijn hardnekkig

De IGJ en IJenV voerden in 2024 en de eerste helft van 2025 toezicht uit naar de jeugdbescherming en -reclassering. Het toezicht bestond uit een uitvraag bij alle 13 gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en -reclassering, 5 toezichtbezoeken bij gecertificeerde instellingen, een online vragenlijst (respons: 1.151 ouders en 372 kinderen en jongeren met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel) en gesprekken met stakeholders.

De inspecties zien grote inzet en betrokkenheid van jeugdzorgwerkers. Bij 4 van de 5 bezochte gecertificeerde instellingen zien de inspecties een wijze van bestuur die grotendeels voldoende is.
De inspecties hebben één gecertificeerde instelling onder verscherpt toezicht gesteld en de overige instellingen om een verbeterplan gevraagd. Waarbij de instellingen is gevraagd om zelf een afweging te maken welke normafwijkingen zij binnen hun eigen invloedssfeer kunnen oplossen. 
De inspecties benadrukken dat het verscherpte toezicht bij en de verbeterplannen van de individuele instellingen niet zullen leiden tot het wegnemen van alle tekortkomingen. Zij kunnen onvoldoende uitvoering geven aan hun wettelijke taak. Dit komt door achterliggende oorzaken die buiten hun invloedsfeer liggen, zoals de problemen op de arbeidsmarkt, onvoldoende regie op het jeugdzorgstelsel en ontbrekende of ontoegankelijke passende hulp. Deze problemen hebben de inspecties de afgelopen jaren herhaaldelijk als hoofdoorzaken van de tekortkomingen in de jeugdbeschermingsketen benoemd. 

Situatie verandert onvoldoende

Al in 2019 brachten de inspecties een signalement uit: Jeugdbeschermingsketen in gevaar. De destijds geïdentificeerde problemen en oorzaken zijn nog altijd actueel. Problemen die bovendien de komende tijd nog verergeren als gevolg van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt, steeds minder beschikbaarheid van (specialistische) hulp, onder andere als gevolg van af- en ombouw JeugdzorgPlus en onvoldoende opbouw passende hulp voor jongeren met complexe problemen. Ook het perspectief van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming voor de lange termijn is uiterst onzeker geworden. Omdat de uitwerking van het Toekomstscenario afwijkt van de oorspronkelijke opzet, hebben de gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis zich hieruit teruggetrokken. Daarnaast is de beoogde transformatie niet gefinancierd in de voorjaarsnota van 2025. Tenslotte is de werkwijze Jeugdreclassering in verbinding gestopt in verband met problemen rondom de financiering. 

Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting volstrekt ontoereikend

Sinds 2022 hebben de instellingen tijdelijk een aangepaste werkwijze ingevoerd als ze een kind met een maatregel niet kunnen helpen omdat er geen jeugdzorgwerker beschikbaar is: het Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting. Dit wekt de indruk dat de situatie niet ideaal, maar onder controle is en dat er ten minste zicht is op deze jeugdigen. Het Handelingsperspectief wordt inmiddels structureel toegepast. Gemeenten accepteren dat de uitvoering van een maatregel kan starten met een periode van (minimaal) zicht op de veiligheid van een kind, zonder dat met het kind en ouders gewerkt wordt aan het afwenden van de ontwikkelingsbedreiging.

Transparantie nodig

Jeugdbescherming en -reclassering zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van stelselverantwoordelijken, wethouders en bestuurders. Het is belangrijk om de problemen te onderkennen, aan te pakken en niet te berusten in onmacht.
De inspecties vinden dat de impasse doorbroken moet worden. Dit begint bij het onderkennen dat het Handelingsperspectief en de lange routes naar passende hulp volstrekt ontoereikend zijn voor de bescherming en begeleiding van kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. 

Bestuurders zijn ervoor verantwoordelijk om aan hun opdrachtgevers, kinderen, gezinnen én politiek en maatschappij duidelijk te maken dat zij onder deze omstandigheden hun taak om namens de overheid gezinnen te beschermen en begeleiden onvoldoende kunnen uitvoeren. Transparantie over de gevolgen hiervan voor kinderen en hun ouders is nodig. Problemen waarvoor de oplossing werd gezocht in het ingrijpen door de overheid kunnen verergeren als er geen of onvoldoende invulling hieraan kan worden gegeven. Het vertrouwen in de jeugdzorg en de motivatie van kinderen en ouders om aan problemen te werken, neemt verder af. 

Stevig leiderschap nodig

Bovenal is stevig leiderschap van bestuurders, gemeenten en Rijksoverheid nodig om samen tot voortvarende en duurzame oplossingen voor de aanpak van de onderliggende oorzaken te komen. De inspecties roepen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport - als stelselverantwoordelijken - op om hier het voortouw in te nemen.