Tweede onderzoek vorming nationale politie afgerond

De Inspectie Veiligheid en Justitie verricht op verzoek van de minister van VenJ elk half jaar onderzoek naar de vorming van de nationale politie. Begin 2014 heeft de Inspectie het tweede onderzoek in dit kader afgerond. Twee onderwerpen staan in dit onderzoek centraal. Allereerst de stand van zaken van acht belangrijke operationele doelen van de politie. Daarnaast de eerste ervaringen en opvattingen van het bevoegd gezag van de politie (burgemeester en officier van justitie) over de wijze waarop het zich in staat gesteld voelt zijn gezagsrol te vervullen.

Onderzoek naar operationele doelen

Wat betreft het onderzoek naar de operationele doelen concludeert de Inspectie voor het doel ‘Meer eenduidige dienstverlening’ dat de mate waarin de realisaties zijn geïmplementeerd, verschilt. De uitvoering binnen de onderdelen van het politiekorps is gedeeltelijk op het niveau zoals bedoeld, en deels nog niet. De politie heeft op onderdelen het serviceniveau van de dienstverlening aan de burgers verbeterd. Op een aantal andere punten is het geambieerde serviceniveau nog niet bereikt. Dit komt door belemmeringen in de politieorganisatie op het gebied van ICT, capaciteit en cultuur, maar ook doordat een aantal geplande realisaties is vertraagd. Op het beperkte aantal onderzochte realisaties voor de overige operationele doelen heeft de politie, behoudens ten aanzien van de Real Time Intelligence Centers (RTIC’s), weinig resultaten geboekt.

De politie heeft voorstellen ontwikkeld om de planningsdata voor de operationele doelen in het Realisatieplan deels naar achteren te verplaatsen. Dit met behoud van de gestelde termijn tot eind 2017 en de gestelde einddoelen. Besluitvorming over deze voorstellen heeft in de onderzoeksperiode echter niet plaatsgevonden. In de politieorganisatie is hierop wel geanticipeerd. Hierdoor zijn er twee werkelijkheden ontstaan. Enerzijds is er het door de minister vastgestelde Realisatieplan. Anderzijds gaat de politie in de praktijk uit van een aangepaste planning, waardoor een aantal realisaties in delen van het land in wisselende mate zijn vertraagd of gestopt. Het is van belang dat snel duidelijkheid wordt verschaft aan de politieorganisatie welke veranderdoelen zij in de komende periode moet behalen.

De Inspectie beveelt de minister van Veiligheid en Justitie en de korpschef op basis hiervan aan om op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over de planning van de veranderagenda. Daarnaast doet de Inspectie aan de korpschef twee aanbevelingen:

  • Breng de sturing op het dienstverleningsconcept meer in balans door naast registratie en verantwoording ook in te zetten op de professionele ruimte van de medewerkers, de internalisering van het concept bij de medewerkers en de daarmee beoogde effecten voor de burger.
  • Breng daarbij op korte termijn díe verbeteringen aan in de organisatorische voorwaarden (ICT, capaciteit en cultuur) die van belang zijn voor een goede dienstverlening aan de burger.

Onderzoek naar bevoegd gezag

In het tweede deel van haar rapport heeft de Inspectie in kaart gebracht hoe gezagsdragers zich in het nieuwe bestel in staat gesteld voelen hun gezagsrol te vervullen. Door de betrekkelijk korte periode van het nieuwe politiebestel geeft zij de eerste beelden weer. Deze beelden kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de rol en positie van het bevoegd gezag in het nieuwe bestel.

Het onderzoek laat zien dat burgemeesters en leden van het Openbaar Ministerie (OM) over het algemeen tevreden zijn over de wijze waarop de politie hen in staat stelt hun gezag uit te oefenen. Zij zijn positief over de operationele informatie en de concrete taakuitvoering. Wel is er ontevredenheid over de bruikbaarheid van beleidsmatige informatie van de politie. Ook is er ontevredenheid over de mogelijkheden om hun gezag uit te oefenen over de politieonderdelen die op het districtsniveau zijn georganiseerd.

De eerder in de media geuite zorg van een aantal burgemeesters over de ruimte voor lokale beleidsdoelstellingen ten opzichte van landelijke beleidsdoelstellingen wordt door de burgemeesters in het algemeen niet gedeeld. De meeste thema’s waarvoor landelijk aandacht is, spelen immers ook op lokaal niveau.

Daarnaast ervaren burgemeesters dat de sturing op het regionale niveau weinig meerwaarde heeft. Zij ervaren in het regionaal overleg te weinig binding en te veel afstand ten opzichte van de lokale context. Het nieuwe regionale beleidsplan heeft volgens hen een te hoog abstractieniveau. Mede daarom is er in de eenheden een grote verscheidenheid aan bestuurlijke overlegvormen over de politie. Dit vormt mogelijk een belemmering voor de beoogde functie van het regionale stuurniveau, waaronder het sturen op prioriteiten en doelstellingen voor de regionale eenheid zelf en op landelijke doelen. Daarnaast werkt volgens de burgemeesters de verbinding via de regioburgemeester als schakelpunt tussen het lokale niveau en het landelijke artikel 19-overleg nog niet goed. Hierdoor komen inbreng in en terugkoppeling uit het artikel 19-overleg niet goed tot stand.

Hoewel de burgemeesters geen verdringing van lokale prioriteiten ervaren, geven veel van hen wel signalen af over hun zorg voor een goede vervulling van de gezagsrol in de toekomst. Zij vrezen onder meer een toenemende landelijke oriëntatie van de politie en een toenemende invloed vanuit het centrale beheer en de centrale sturing op de lokale gezagsuitoefening. De Inspectie constateert dat dit eerste jaar van het nieuwe bestel voor het bevoegd gezag wordt gekenmerkt door het zoeken naar en wennen aan nieuwe verhoudingen, structuren en werkwijzen, die voortvloeien uit de Politiewet 2012.

Op basis hiervan beveelt de Inspectie de gezagsdragers van de politie aan om de mogelijkheden die de nieuwe Politiewet 2012 in de praktijk biedt voor de uitoefening van het gezag, te benutten. De beelden van de gezagsdragers en de gesignaleerde risico’s die in dit rapport zijn weergegeven, kunnen daarbij worden betrokken.

In het rapport 'Tweede onderzoek vorming nationale politie' vindt u een gedetailleerdere weergave van de bevindingen van de Inspectie.