Inspectie kritisch op verschillen in voorbereiden van hulpverlening na aanslag

Veiligheidsregio’s bereiden zich op hun eigen wijzen voor op het verlenen van hulp na een aanslag. De Inspectie Justitie en Veiligheid ziet risico’s in de afwijkende manieren waarop zij dit doen. Zo schatten de regio’s de kans op een terroristische aanslag niet eenduidig in en oefenen zij in een andere frequentie. Daardoor kunnen verschillen ontstaan in hulpverlening aan burgers en in de veiligheid van het personeel. Die verscheidenheid kan ook de regio-overschrijdende hulpverlening bemoeilijken. Temeer daar regio’s nog nooit landelijk geoefend hebben met het Nationaal Crisiscentrum (NCC, de crisisorganisatie van het rijk), concludeert de Inspectie JenV in haar onderzoek ‘De voorbereiding op hulpverlening na een terroristische aanslag’. 

Nederland telt 25 veiligheidsregio’s. Zij moeten zich voorbereiden op de bestrijding van rampen en crises zoals een terroristische aanslag. Het bestuur bestaat uit de burgemeesters van de steden in de regio. Het lokaal gezag is verantwoordelijk voor de voorbereiding en mag hierin eigen keuzes maken. Het is dus logisch is dat er verschillen zijn tussen regio’s.

Samenwerking bemoeilijken

Die verschillen zorgen er echter voor dat personeel niet overal even goed is getraind. Dat kan samenwerking tussen regio’s bemoeilijken. Indien een aanslag wordt gepleegd, zijn waarschijnlijk hulpacties in meer dan één regio nodig of heeft de getroffen regio bijstand nodig van andere regio’s.

Uitkomsten risico-inschattingen

Veiligheidsregio’s passen verschillende methodes toe om de kans op een aanslag in te schatten. De uitkomsten van de risico-inschattingen verschillen mede daardoor. Door die diverse methodes is niet vast te stellen of een regio echt een hoger risico loopt of dat dit komt door een andere wijze van inschatten. Daarbij geldt dat de impact van een aanslag overal gelijk is. Dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid in december 2019 na het vaststellen van dit inspectierapport het dreigingsniveau heeft afgeschaald van ‘substantieel’ naar ‘aanzienlijk’ maakt dit niet anders.

Ringenmodel

De regio’s gaan verschillend om met een algemeen zogeheten ‘ringenmodel’ dat een aanslaggebied in gevarenzones verdeelt. De zoneverdeling dient om hulpverleners zo veilig mogelijk te laten werken terwijl ze toch slachtoffers helpen. Werkwijzen wijken echter af omdat regio’s die zones op hun eigen manier interpreteren. Verder oefent de ene regio meer met deze zones dan de andere. Oefeningen verschillen daarom inhoudelijk en in frequentie. De ene regio oefent regelmatig. De ander doet dat sporadisch of loopt niet het gehele aanslagscenario door. Een aanslag kan ook zo’n grote impact hebben dat landelijke coördinatie nodig is vanuit het NCC.  Het NCC heeft echter nog nooit geoefend met een veiligheidsregio.

Uitrusting

De uitrusting van hulpverleners verschilt. Politie en ambulancepersoneel beschikken over beschermende kleding, de brandweer niet. Die ongelijkheid kan wringen als zij samen in dezelfde gevarenzone moeten werken.

Aanbevelingen

De Inspectie JenV geeft het NCC en de regio’s de aanbeveling om samen het aanslagscenario te oefenen. Ze beveelt de veiligheidsregio’s aan te zorgen voor een beter onderbouwde risico-inschatting. Ook dient elke regio het ringenmodel hetzelfde uit te leggen en toe te passen. Verder dienen zij zó te oefenen dat alle bijzonderheden van een aanslagscenario aan bod komen. De Inspectie JenV beveelt hen aan te zorgen voor een gelijkwaardige uitrusting van de hulpdiensten wanneer het optreden daar om vraagt.

Ringenmodel
Beeld: Inspectie JenV