Wat gebeurt er met de informatie uit regulier toezicht?

De Inspectie wil met alle verkregen informatie inzicht krijgen in de staat van de uitvoering, mogelijke risico’s detecteren en richting organisaties signaleren. De Inspectie zal altijd de organisaties informeren over mogelijke vervolgstappen. De eerste stap is het (samen met de organisaties) reflecteren op en/of verifiëren van de bevindingen van regulier toezicht. Idealiter leidt de reflectie bij de organisaties tot onderkenning van de gedetecteerde risico(‘s) en de achtergrond(en) daarvan.

De conclusie van de vorige stap kan dan zijn dat het toezicht geen bijzonderheden oplevert en dat de organisaties afdoende binnen de relevante context functioneren. Het kan ook zijn dat door de Inspectie een of meerdere risico’s worden geconstateerd die aangepakt zouden moeten worden. Daarbij kan het zijn dat niet alleen van de organisaties actie wordt verlangd, maar bijvoorbeeld (ook) van de eigenaar of opdrachtgever van de organisaties. Bij een volgende activiteit van regulier toezicht, zoals een herhaald bezoek of telefonisch interview, kan de Inspectie nagaan óf en hoe de organisaties of andere verantwoordelijken met gedetecteerde risico(‘s) zijn omgegaan en beoordelen of deze afdoende zijn aangepakt. 

Afhankelijk van de aard van het geconstateerde feit of risico én de uitkomst van de reflectie kan de Inspectie interveniëren. De aard van de interventie kan variëren. Uitgangspunt voor de Inspectie is dat gekozen wordt voor een interventie die, binnen de context van het risico, het meeste effect sorteert. Dat kan bijvoorbeeld een verdiepend onderzoek zijn, maar ook een brief waarin de geconstateerde risico’s expliciet worden gesignaleerd. De Inspectie is momenteel bezig met het ontwikkelen van een palet van verschillende interventies. Uitgangspunt bij de inzet van een interventie is dat de Inspectie de organisaties niet verrast en tevoren signalen met betrekking tot een voornemen tot interventie afgeeft. 

Via regulier toezicht verzamelt de Inspectie veel informatie die zij niet alleen verwerkt in haar verschillende toezichtvormen, maar ook teruggeeft aan de organisaties en, indien nodig, ook aan de keten of buitenwereld. Denk daarbij aan eerdergenoemde brieven, maar ook bijvoorbeeld aan trendanalyses of rode draden die de Inspectie kan delen in haar Jaarbericht of Werkprogramma.